Auteur

David Jones

In Brockley dat toen nog aan de rand van de Britse hoofdstad lag, werd hij in 1895 geboren als zoon van een gelovige, protestante, Welshe voorman van een drukkerij in Londen, en van een geboren en getogen Londense. Die bijvoeglijke naamwoorden van zijn ouders keren allemaal op de een of andere manier terug in zijn leven, maar er zijn twee termen die wat minder van toepassing zijn op huize Jones en een nog grotere rol in David Jones’ leven zullen spelen: kunst en oorlog.

© the Estate of David Jones

Tijger en luipaard, tekening door de vijfjarige David
© the Estate of David Jones

Hoewel geruchten en rumoer van de Tweede Boerenoorlog ook in zijn jonge leven geklonken hebben – hij werd als jochie van vijf ooit wakker van de cavalerie die voor zijn raam door de straat reed – nam de kunst eerder bezit van zijn leven dan de oorlog. Op zijn vijfde zat hij al te tekenen als een bezetene. De schets van een dansende beer die hij maakte toen hij zeven was, sierde de ene kamer die hij als oude man bewoonde. ‘De beste tekening die ik ooit heb gemaakt. Zo zie je maar, in de kunst geldt niet hoe ouder hoe beter!’, schreef hij een vriend.

Als zijn ouders hem later naar een gewone middelbare school willen sturen, blijft hij maanden dwarsliggen tot hij zijn zin krijgt en naar The Camberwell School of Arts and Crafts mag, een soort ambachtsschool voor kunst en kunstnijverheid waar docenten lesgeven die leerlingen een vak willen leren, maar ook, zoals A.S. Hartrick, bevriend zijn geweest met Van Gogh en tot de kringen van de Franse impressionisten en expressionisten behoorden.
Het is Hartrick die zijn tekentalent onderkent en hem daarin stimuleert. Aan het eind van zijn schooltijd legt hij niet de examens af die hem richting commerciële, toegepaste kunst zouden voeren. Hij heeft besloten zich aan de autonome kunst te wijden. En op 5 augustus 1914 vertellen de Britse ochtendkranten de mensen dat het land sinds gisteren in oorlog is met Duitsland.

Hordes jongemannen melden zich aan bij het leger, met een gretigheid die latere generaties met kennis van de wereldoorlogen blijft verbijsteren. Ook Jones is niet te houden. Eerst wil hij zich aansluiten bij een cavalerie-onderdeel omdat hij wil paardrijden, maar hem wordt aangeraden zich bij de infanterie te vervoegen. Hij hoort dat er een Welsh korps met een speciaal Londens bataljon zal komen, maar omdat de totstandkoming daarvan maar op zich laat wachten, laat hij zich uiteindelijk keuren voor het regiment van de Artists Rifles. Te geringe borstomvang is de reden dat hij wordt afgekeurd.

© the Estate of David Jones

De soldaat David Jones in 1915 voor hij de oorlog aan den lijve had ondervonden
© the Estate of David Jones

Hij begint fanatiek te sporten om daar iets aan te doen en wordt een paar maanden later goedgekeurd voor dienst bij het 15e bataljon van de 113e brigade van het 23e voetregiment in de 38e (Welshe) divisie, niet omdat zijn borstomvang zo is toegenomen, maar omdat de toelatingseisen inmiddels zijn afgezwakt. Half januari 1915 voegt hij zich bij zijn bataljon. Het grote avontuur kan beginnen.

Maar het duurt bijna een jaar van eindeloze exercitie en instructie voor ze worden verscheept naar Frankrijk. Nadat ze daar nog een paar weken exercitie moeten ondergaan, worden ze eindelijk naar het front gestuurd. Voor ze daadwerkelijk in de loopgraven van de frontlinie zijn, gebeurt wat in Tussentijd John Ball overkomt:

‘John Ball bleef geduldig staan wachten tot de welbespraaktheid van de sergeant was uitgewoed. De eentonige stroom ging maar door, en brak toen plotsklaps af. Hij keek strak en vragend naar sergeant Snell — wiens ogen vreemd flikkerden, die wegdook door de lage ingang. John Ball had willen volgen, maar stond daar stokstijf alleen op het kleine erf — zijn zinnen een en al paraatheid, zijn lichaam niet bij machte zich te bewegen of te reageren. De precieze toestand van kleine dingen — de exacte vormen van bomen, hoe scheef een emmer stond, de beweging van een strootje, de verdwijnende rechterlaars van sergeant Snell — alle minieme geluidjes, elk afzonderlijk helder hoorbaar, in een roerloosheid die zwanger was van naderend geweld — dat geen oor, geen enkel zintuig oppikt — een stormende doordringing waarvan alles op aarde doordrenkt raakt; met wiskundige, geklokte precisie tot op de millimeter — van berekende snelheid, een vinding van een bekrompen chemicus, een vernietigend speeltje van een walgelijke fysicus.
Hij stond daar alleen op de stenen, met zijn leeggelopen eetblik naast zijn voeten. Uit de werveling, door de lucht knallend kwam het — glanzend, met brons beslagen, Pandoraans; met een allesvullend gieren brak het loeiende stapelende crescendo plotsklaps af. Heel de wereld, de adem ingehouden, één halve seconde, murw geslagen roerloosheid. Toen liet het opgekropte geweld de voltooiing los van alle uitbarstingen; alle plotse openrijtingen en doorklievingen — alle openbarstingen van vuurmonden — alle slechtingen van barrières — alle vernietiging. Salpetrische verwekking — het oplossen en splijten van massieve dingen. In de onthullende nasleep daarvan raapte John Ball zijn eetblik op en haastte zich naar binnen; lijkbleek , ineengedoken wachtte hij in het armzalige stro. Achter batterij E vijftig meter verder op de weg een enorme massa voederbieten, ontworteld, verpulverd, gestold tot chemische aarde, glibberige spatten op de harde planken naar het emplacement. Het plantensap droop als kwijl over het brandschone sluitstuk van kanon no. 3.’

Dat was het moment dat zijn leven in tweeën hakte, zou hij later zijn biograaf vertellen, en dat de Grote Oorlog zijn kleine leventje zou gaan bepalen. Wat hem overkwam en zijn pelotongenoten van wie velen sneuvelden, zou in Tussentijd in gelijke of gelijkende vorm John Ball en zijn kompanen ten deel vallen. Van komisch geklungel à la de Keystone Cops tot lijken die als vodden in het prikkeldraad hangen, van wegdromen bij een Franse bardame tot niet meer weten wat boven of onder is tijdens een niet aflatend mortierbombardement.

Hij overleefde de verschrikkelijke slag aan de Somme waarbij ruim 300.000 doden vielen. Onderdeel van die slag is de aanval op het bos bij Mametz waarbij Jones gewond raakt, maar niet dodelijk. Dit keert in verdichte vorm terug aan het slot van Tussentijd. Hij gaat op zogenaamd wondverlof, maar keert daarna terug naar het front en zou uiteindelijk de dichter blijken te zijn die het langst in dienst bleef van alle in Groot-Brittannië zo vereerde War Poets, en die de meeste dagen aan het front zou doorbrengen, als enige als gewoon soldaat, niet als officier.
Maar hij was ook nog geen dichter en daar zouden nog de nodige jaren overheen gaan voor hij dat haast per ongeluk werd. Al was het evengoed noodzaak.

In de loopgraven had hij het tekenen niet kunnen laten en na de oorlog probeert hij met vallen en opstaan een bestaan op te bouwen als kunstenaar. En hij wordt rooms-katholiek, mede vanwege een toevallig gadegeslagen mis ten velde. De kortstondige ervaring maakte grote indruk op hem als een oase van vrede in een woestenij van oorlog en waanzin. Het geloof zou een grote invloed in zijn leven en zijn werk worden. Zeker zijn tweede grote gedicht, The Anathemata, dankt mede zijn bestaan aan de hoogmis.

© the Estate of David Jones

kopergravure uit 1926
© the Estate of David Jones

Hij verkeert veel in het gezelschap van Eric Gill en gelijkgestemden, en ook wel alleen bij de monniken op Caldey Island die hem maar toelaten in hun klooster omdat hij zo arm is. Hij bekwaamt zich in het graveren en ontwikkelt zich tot één van de meest vooraanstaande Britse graveurs. Zijn eigen tekeningen, schilderijen, aquarellen komen gaandeweg los van heersende stijlen en modes. En langzamerhand ontstaat de behoefte zijn oorlogservaringen vorm te geven in zijn werk.

De symptomen van shellshock dienen zich steeds vaker aan en de noodzaak zijn ervaringen te verwerken wordt steeds groter. In eerste instantie denkt hij vooral aan de schetsen die hij in de loopgraven heeft gemaakt en nieuwe schilderijen, gravures wellicht, met hier en daar een begeleidende tekst. Maar hij is er geregeld zo slecht aantoe dat schilderen of graveren onmogelijk is. Op zijn kamer in een Londens pension is hij alleen nog in staat om te schrijven. En al snel begint dat een eigen leven te leiden, zijn het geen begeleidende teksten meer maar zelfstandige stukken tekst variërend van verhalende beschrijvingen tot lyrische poëzie.

Als hij in de zomer van 1928 begint aan wat in de loop van jaren Tussentijd zal worden, hebben officieren van Jones’ regiment, zoals Siegfried Sassoon en Robert Graves, al inmiddels beroemde boeken over hun ervaringen geschreven. Maar waar bijvoorbeeld Graves een min of meer realistisch relaas daarvan geeft, gaat Jones heel anders te werk. Zoals hij in zijn beeldende werk stijlen, technieken en perspectieven mengt, zo gaat hij ook te werk in de taal. Nog negen jaar en meerdere inzinkingen volgen voor het boek in 1937 eindelijk zal verschijnen als In Parenthesis.

Het is in literaire kringen onmiddellijk een succes. Hij ontvangt de prestigieuze Hawthornden Prize en de lof van critici en collega’s. De BBC maakt er een soort hoorspel met medewerking van onder anderen acteur Richard Burton en dichter Dylan Thomas. Burton beschouwde het als het hoogtepunt van zijn acteursloopbaan en Dylan Thomas verzuchtte dat hij maar wat graag ooit zo iets goeds had gemaakt als dit werk van Jones.

Hoewel het hem met tussenpozen wel weer lukte om beeldend te werken en hij in de loop van de Tweede Wereldoorlog een nieuw, makkelijker te beoefenen genre voor zichzelf ontwikkelde dat ook een tussenvorm was, zijn zogenaamde ‘inscripties’ of ‘lettervormen’, bleef hij gehandicapt door zijn post-traumatische stress-stoornis, zoals we shellshock heden ten dage zouden noemen. Als het na de oorlog steeds slechter met hem gaat, hij amper slaapt, niet kan lezen en zelf zegt ziek te worden van het schrijven, raden zijn vrienden hem psychiatrische behandeling aan. Een eerste psychiater stelt de diagnose schizofrenie en wil hem behandelen met elektroshocks. Zijn vrienden zint dat niet en zij brengen hem uiteindelijk onder in een psychiatrische kliniek waarin hij intensieve, moderne psychoanalyse krijgt, maar niet nadat Jones het kennismakingsgesprek heeft afgesloten met de woorden: ‘U gaat me toch niet normaal maken, hè, want dat wil ik niet worden.’

© the Estate of David Jones

Quia per incarnati (lettervorm, 1953)
© the Estate of David Jones

De behandeling verjoeg niet alle demonen, maar leerde hem wel ze min of meer in toom te houden en stelde hem weer in staat om aan het werk te gaan in al de kunsten die hij beoefende. En met succes ook. Getekende aquarellen verlieten zijn kamer weer – atelier of studio zou een te grandioze indruk geven van het onderkomen dat hij in een steeds vervallener pension had – en lettervormen en teksten. In 1952 verschijnt The Anathemata, dat Auden al snel bestempelde als ‘waarschijnlijk het mooiste lange gedicht dat er deze eeuw in het Engels is geschreven.’

Hij bleef eigener beweging onder psychiatrisch toezicht dat op den duur meer heil in medicatie ging zien dan in therapie. Met als resultaat een versufte Jones die nog wel werkte, maar met beduidend minder brille en geestdrift dan voorheen. Toen na jaren de hoeveelheid pillen en de dosering flink omlaag werden bijgesteld – Jones had zelf ook al regelmatig minder genomen dan hem werd voorgeschreven – leefde hij weer op en kwam er nog een kleine golf aan nieuw werk uit zijn handen.

Maar hij is inmiddels een oude man wiens fysieke gezondheid hem in de steek laat. Na een beroerte regelen zijn vrienden een plek in een Londens verzorgingshuis voor hem. Voorjaar 1974 verschijnt The Sleeping Lord and Other Fragments, een half jaar later, drie dagen voor hij 79 zou zijn geworden, overlijdt David Jones in zijn slaap aan hartfalen.

 

 


Het bovenstaande is grotendeels gebaseerd op het werk van Thomas Dilworth, met name op David Jones in the Great War (2012) en de lang verwachte, pas onlangs verschenen biografie David Jones: Engraver, Soldier, Painter, Poet, die onmiddellijk vrijwel overal lovend is besproken. Dilworth maakte met de London Review Bookshop ook een korte (niet ondertitelde) video: