Aan de wouden van heel de wereld is deze macht

klaprozen Mametz

Een paar klaprozen in het veld rond het bos van Mametz, september 2017

Het bos van Mametz – zie ook de berichten van 14 september en 30 september – is een schoolvoorbeeld van wat dankzij schrijverschilder Armando een schuldig landschap is gaan heten, een plek waar ooit iets verschrikkelijks heeft plaatsgevonden terwijl alles er inmiddels weer vrolijk groeit en bloeit.

Het aan de natuur toekennen van menselijke eigenschappen is hier een uit nood geboren poging, een mechanisme om de gevolgen van menselijke daden een plaats te geven, hanteerbaar te maken. En een gedenkteken als de Welshe draak bij Mametz Wood wordt zo een poging iets van de schuld van dat landschap te verlichten. En de klaproos, die ook in september 2017 bloeit in de velden rond dat bos, is het teken van die schuld geworden, maar daarmee ook het symbool van de poging door herdenken iets van die schuld in te lossen.

In Tussentijd is het landschap nog niet schuldig, in ieder geval nog niet op deze manier, maar vooral de bossen lijken wel op zijn minst te leven. In het begin van het vierde deel bevindt het peloton van John Ball zich in de vroege ochtend bij het bos van Biez:

      Daar op tien uur van die scheve schroefpiket, waar de horizon zelf zijn eigen naam verzon voor hun geknepen ogen, vormde een schuivend duister van velerlei substantie voor hun eigenste kijken een beboste helling.
      Pel die mutsen af — om met hun gespitste oren
de vroege vogel op te vangen,
en het magere gekwetter
van decembers gloren
uit het bos van Biez op
te horen piepen.
      De mist van Biezbos, eiland in de lage nevels, bolde booms
verstoppertje met het wit diafaan.
      Voor hun ogen leek het woud te bewegen,
                                 een bewegend woud geschouwd.
                                 Paraat.
                                 Paraat.
                                 Paraat geweer.

[Lees bij het paraat staan ook dit bericht.]
Even later staat John Ball wacht en ziet hij door een periscoop:

zijn ochtendborstweringen, de rook van zijn ontbijtvuur, het verwrongen bos erachter.
	Over de diepe stilte in niemandsland kwam nog wat gekwetter. De aanblik van het bos, voor het oog heel dichtbij, maar voor de voeten door een grote kloof verboden, nam zijn geest met volle kracht in bezit. Aan de wouden van heel de wereld is deze macht — om ons de ingewanden te beroeren.

In haast bijbelse taal geeft Jones gestalte aan de diepe indruk die de natuur op de mens kan maken. Vervolgens blijkt er in de loop van het verhaal ook van alles te kunnen gebeuren in de bossen, van wandelingen tot berovingen, van noten verzamelen tot een schuilplaats vinden, van vrijages tot menselijke offerandes. De wereld van bosmythen gaat op in die van krijgslegendes en omgekeerd. Dan is het ook niet vreemd dat in het laatste deel zelfs een koningin van het woud verschijnt.

Maar Jones zou Armando’s metafoor van het schuldige landschap niet snel hebben overgenomen, denk ik. In het eerste citaat is sprake van ‘een bewegend woud’. Zoals eerder vermeldt hij ook hier niet dat hij aan iets anders refereert. Misschien omdat hij vermoedde dat elke Brit wist waarnaar hij verwees: Macbeth. In het stuk van Shakespeare krijgt Macbeth voorzegd dat pas als het woud van Birnam tegen zijn slot optrekt, hij zal worden verslagen. Voor Macbeth is dat logischerwijs een equivalent van als de kalveren op het ijs dansen. Maar op het eind komt de soldaat die net als John Ball wacht heeft gestaan, hem melden: ‘Toen ik op wacht stond op de heuvel daar,/ Keek ik naar Birnam, en ineens, zo leek het,/ Begon het woud te lopen.’

bewegend woud

Het bewegend woud, still uit Kurosawa’s Throne of Blood (蜘蛛巣城 Kumonosu-jō, letterlijk het Spinnewebslot)

Het is Macbeths naderende ondergang. Daar lijkt een woud zijn kant op te komen. Uiteindelijk blijkt het niet een werkelijk bomenleger te zijn – Tolkien, die ook heeft gediend tijdens WOI en over wie later wellicht meer, schijnt de verhaallijn uit In de ban van de ring met het ten strijde trekkende woud Fangorn en zijn Enten te hebben geschreven omdat hij het zo jammer vond dat Shakespeare er toch soldaten in camouflage van had gemaakt. Dat dit evengoed betoverend kan zijn blijkt wel uit Kurosawa’s beroemde Japanse verfilming van Macbeth met zijn hallucinante scène waarin het bos optrekt naar het slot.

David Jones weet dat zijn lezers weten wat een bewegend bos is: het naderende einde, niet van een schuldig landschap, maar van de mensen die dat het landschap aandoen.

 

2 gedachten over “Aan de wouden van heel de wereld is deze macht

  1. Prachtig. Tolkien voel je aankomen, daar kun je niet omheen. Maar het ontroerendste blijft het gekwetter. Hoe “schuldig” het woud ook is, de vogels trekken zich daar in hun onschuld niets van aan.
    Een wellicht vreemde associatie, de kwakende eenden na het liefdesspel in “Le Dernier Tango à Paris”. We zijn niet alleen omringd door bossen, maar ook door beesten.
    De troost valt hier samen met de vloek.

  2. Pingback: Het boek dat zich uit de boekenkast liet vallen | Tussentijd – David Jones

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *